Auteur: mr. drs. Harry Groenenboom
Een medewerkster van een restaurant werkt in de bediening. Vanwege corona sluit het restaurant de deuren. Werkneemster weigert vervangende werkzaamheden te verrichten. Dat kost haar loon, zo blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 november.
De feiten
Werkneemster werkt sinds 1 augustus 2017 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als medewerker bediening in een (afhaal-)restaurant. Zij werkt 38 uur per week. Sinds 1 april 2020 betaalt werkgever haar geen loon meer. Ondanks meerdere brieven volhardt werkgever in zijn weigering om aan werkneemster loon uit te betalen. De reden daarvoor is dat zij in de maanden april tot en met juli 2020 niet beschikbaar was voor werk.
Werkneemster laat het er niet bij zitten en gaat naar de kantonrechter. In kort geding vordert zij onder meer achterstallig loon over de periode vanaf 1 april tot heden. En de op grond van artikel 7:625 Burgerlijk Wetboek (BW) verschuldigde wettelijke verhoging van 50%.
Werkgever stelt dat het restaurantgedeelte van 16 tot en met 20 maart 2020 gesloten was. Daarna was alleen het afhaalgedeelte geopend. Werkneemster kwam sinds de laatste week van maart niet meer op het werk. Werkgever vroeg haar meerdere keren om in het afhaalgedeelte te komen werken. En bijvoorbeeld bestellingen op te nemen, in te pakken en uit te reiken aan de klanten. Maar werkneemster wilde alleen komen werken als het restaurantgedeelte weer open was. Dit blijkt onder meer uit WeChat gesprekken. WeChat is een soort WhatsApp uit China. Werkgever meldde werkneemster meerdere keren dat zij geen loon ontvangt als zijn niet werkt.
Oordeel kantonrechter
Tijdens de zitting blijkt dat werkneemster van 20 maart tot 3 augustus 2020 inderdaad niet werkte, afgezien van ruim veertig uur in mei.
De kantonrechter overweegt dat op grond van artikel 7:628 BW de sluiting van het restaurant in verband met corona een omstandigheid is die in beginsel voor rekening en risico van werkgever komt.
Uit WeChat gesprekken die werkneemster in het geding brengt, blijkt volgens de kantonrechter verder duidelijk dat werkgever werkneemster meerdere keren vroeg om te komen werken, maar dat zij weigerde om dat te doen. Werkgever vroeg werkneemster om te komen helpen met het klaarmaken van bestellingen en dergelijke.
Werkneemster stelt ook dat werkgever haar vroeg om in de keuken te komen werken als kok. Maar dat blijkt niet zo te zijn. De kantonrechter merkt hierbij op dat hij niet inziet waarom werkgever er belang bij zou hebben dat werkneemster als kok zou werken, terwijl zij daarvoor niet gekwalificeerd is.
Verder overweegt de kantonrechter dat werkgever werkneemster aanbood om haar zoontje van zeven jaar oud mee te nemen naar het werk. Werkneemster maakte van die mogelijkheid geen gebruik. Als reden daarvoor noemt zij dat haar zoontje dat niet wilde. De kantonrechter oordeelt dat dit voor haar risico komt.
Mede vanwege de coronaomstandigheden oordeelt de kantonrechter dat de door werkgever opgedragen werkzaamheden redelijk zijn. Werkneemster weigerde ten onrechte om aan het werk te gaan.
De kantonrechter wijst het door werkneemster gevorderde salaris over de uren in mei dat zij wel werk verrichte toe. Ook wijst hij salaris toe over de periode vanaf 1 augustus. De door werkneemster geëiste wettelijke verhoging van 50% wijst hij echter af. De reden daarvoor is dat werkgever door de coronaomstandigheden in zwaar weer verkeert.
Slot
Uit deze uitspraak blijkt dat werkgevers van werknemers enige flexibiliteit mogen verwachten als door coronaomstandigheden het gebruikelijke werk niet verricht kan worden. Dit vloeit ook voort uit de norm van goed werknemerschap zoals verwoord in artikel 7:611 BW.
Heeft u vragen over loonbetaling? Neem dan contact op door te bellen naar 0180 – 47 26 75 of 06 – 338 24 563. Of stuur een e-mail aan info@groenenboomadvocaat.nl. Wij helpen u graag!
De uitspraak vindt u hier