Auteur: mr. drs. Harry Groenenboom
Mag de verhuurder de huurovereenkomst ontbinden als een huurder overlast veroorzaakt door luide muziek en stank? Over deze vraag sprak de kantonrechter te Roermond zich onlangs uit.
Relevante feiten
Een vrouw huurt sinds 26 april 2018 van woonstichting ZOwonen een appartement. ZOwonen ontvangt verschillende meldingen van overlast die de vrouw zou veroorzaken. Op 11 maart 2021 stuurt ZOwonen een waarschuwingsbrief aan de vrouw. Meerdere pogingen om met de huurster in gesprek te gaan lopen op niets uit omdat zij de afspraken steeds annuleert.
Vervolgens stuurt de politie een zogenaamde “stopbrief” aan de huurster. Daarin staat dat sprake is van ernstige en aanhoudende overlast die moet stoppen.
Huurster is verantwoordelijk voor een minderjarig dochtertje. Het kind is onder toezicht gesteld en verblijft deels bij een pleeggezin. Verder krijgt huurster ondersteuning vanuit de WMO in verband met haar psychisch en sociaal welbevinden.
ZOwonen stapt naar de kantonrechter en vordert ontbinding van de huurovereenkomst. Grondslag van de vordering is dat huurster overlast veroorzaakt en daarmee ernstig tekortschiet in de naleving van de huurovereenkomst. Verder wegen de belangen van omwonenden zwaarder dan het woonbelang van de huurster. Huurster is het daar uiteraard niet mee eens. Volgens haar gaat het slechts om leef-geluiden. Ook vindt zij dat haar belangen zwaarder moeten wegen dan die van ZOwonen, gelet op haar persoonlijke problemen.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter overweegt dat op grond van artikel 6:265 Burgerlijk Wetboek (BW) elke tekortkoming in de nakoming van een huurovereenkomst de ontbinding daarvan rechtvaardigt. Mits deze tekortkoming zwaarwegend genoeg is.
Op grond van artikel 7:213 BW moet de huurster zich als ‘goed huurder’ gedragen. Dit betekent onder meer dat zij geen geluidsoverlast mag veroorzaken.
Klachten van omwonenden over de huurster gaan over drugsfeestjes tot vijf uur in de nacht, harde muziek, stinkende vuilniszakken en strontvliegen. Ook laat zij goederen slingeren in de algemene ruimten. Een en ander levert volgens de kantonrechter onrechtmatige overlast op. Op grond van artikel 7:265 BW kan de huurovereenkomst worden ontbonden. De belangen van ZOwonen wegen zwaarder dan die van huurster. Hierbij weegt mee dat er reeds een lange tijd sprake is van overlast en dat huurster zich weinig inspanningen heeft getroost om haar gedrag te verbeteren. Verder blijkt uit de stukken dat huurster kampt met een disharmonisch laag intelligentieprofiel, maar niet dat er sprake is van een psychische stoornis.
De uitspraak luidt dat de huurster de woning binnen drie maanden moet verlaten.
De uitspraak vindt u hier