Auteur: mr. drs. Harry Groenenboom
NIets menselijks is een werkgever vreemd. Bij problemen met een werknemer krijgen emoties soms zomaar de overhand en lijkt ontslag op staande voet de juiste oplossing. Maar wat als het ontslag op staande voet geen stand houdt bij de kantonrechter? Dan lijdt de werkgever schade. .
Relevante feiten en omstandigheden
Dit blijkt weer eens uit een uitspraak van de kantonrechter bij de rechtbank Overijssel van 24 december 2019.
Sinds mei 2019 werkt een advocaat-stagiair (advocaat in opleiding) bij een advocatenkantoor. Hij doet dit op basis van een tijdelijke arbeidsovereenkomst met een looptijd van twee jaar.
Op 29 juli 2019 verstuurt een collega een e-mail vanaf het e-mailaccount van de advocaat-stagiair, en in zijn naam. De advocaat-stagiair wist daar niets van af. Hij is daar dan ook niet blij mee.
In een e-mail aan alle kantoorgenoten wijst de advocaat-stagiair er op dat elke advocaat persoonlijk tuchtrechtelijk aansprakelijk is voor wat in zijn of haar naam gebeurt. Ook als een werkgever opdracht geeft tot, of aanzet tot, tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. En dat daarom niemand een e-mail vanaf zijn account mag sturen zonder zijn uitdrukkelijke schriftelijke toestemming. Deze advocaat-stagiair wil kennelijk tot elke prijs voorkomen dat hij persoonlijk een probleem met de tuchtrechter krijgt door een e-mail die een ander in zijn naam verstuurt.
In de avond van 29 juli 2019 verneemt de advocaat-stagiair van een collega dat zijn e-mail uit de mailbox van alle ontvangers is verwijderd.
De volgende ochtend om veertien minuten over acht stuurt de directie van het advocatenkantoor een e-mail naar alle medewerkers. In die e-mail constateert de directie dat er onvrede is ontstaan over het e-mails versturen in elkaars naam en dat dit tijdens het volgende werkoverleg besproken wordt. Ook staat daarin dat men voorlopig alleen namens een ander berichten verstuurt met de eigen naam van de opsteller van het bericht eronder.
De advocaat-stagiair stuurt drie kwartier later zijn eerder verstuurde e-mail naar de privé e-mailadressen van zijn collega’s. Anderhalf uur later belt de directie hem met de mededeling dat hij op staande voet is ontslagen. Per e-mail van 1 augustus 2019 volgt de ontslagbrief.
Per 1 september 2019 gaat de advocaat-stagiair op zelfstandige basis verder bij het kantoor waar hij vandaan kwam. Per 16 september 2019 vindt hij een nieuwe baan als advocaat-stagiair bij weer een ander kantoor.
Dit betekent niet dat de advocaat-stagiair berust in het ontslag op staande voet. Hij gaat naar de kantonrechter en verzoekt een verklaring voor recht dat aan het ontslag geen dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW. Ook verzoekt hij een billijke vergoeding van € 58.877,24 bruto en een bedrag van € 67.876,95 bruto omdat werkgever zich niet aan de wettelijke opzegtermijn hield.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter stelt voorop dat ontslag op staande voet een uiterste middel is. Een werkgever mag alleen overgaan tot ontslag op staande voet als daarvoor een dringende reden bestaat. Zo dringend, dat van de werkgever niet langer kan worden gevraagd de betreffende werknemer in dienst te houden. Bij de vraag of daarvan sprake is, let de rechter op alle omstandigheden van het geval.
De kantonrechter overweegt dat werknemer met het versturen van de e-mail van 29 juli 2019, en vervolgens aan de privé e-mailadressen van zijn collega’s, verwijtbaar handelde. De advocaat-stagiair blies volgens de kantonrechter ook wel hoog van de toren door de kwestie van het in zijn naam versturen van e-mails direct met al zijn collega’s te delen en niet eerst met de directie bespreekbaar te maken. Dat de advocaat-stagiair boos was dat men de door hem verstuurde e-mail verwijderde, begrijpt de kantonrechter. Maar dat betekent niet dat hij dezelfde e-mail vervolgens naar de privé e-mailadressen van zijn collega’s moest sturen.
Toch is volgens de kantonrechter het gedrag van werknemer onvoldoende zwaarwegend voor een ontslag op staande voet. De advocaat-stagiair wilde zijn collega’s alleen maar bewust maken van hun tuchtrechtelijke aansprakelijkheid.
Vervolgens oordeelt de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst geen tussentijds opzegbeding bevat. Dit betekent dat werknemer op grond van artikel 7:677 lid 4 BW recht heeft op het salaris over de volledige looptijd van de arbeidsovereenkomst. Die looptijd is in totaal twee jaar. De vergoeding waar de werknemer volgens zijn eigen berekening recht op heeft, komt uit op een bedrag van € 67.876,95 bruto. Omdat de advocaat-stagiair spoedig ander werk vond, matigt de kantonrechter deze schadevergoeding tot ongeveer zes maandsalarissen, wat uitkomt op een bedrag van € 16.402,63 bruto.
Wat betreft de geëiste billijke vergoeding oordeelt de kantonrechter dat werknemer daar inderdaad recht op heeft. Het niet rechtsgeldig opzeggen van een arbeidsovereenkomst is op grond van artikel 7:681 lid 1 sub a BW ernstig verwijtbaar. Maar de hoogte van het bedrag waar werknemer recht op heeft, stelt de kantonrechter op nul euro. Reden hiervoor is dat het gedrag van werknemer verwijtbaar is, en hij naar alle waarschijnlijkheid niet lang bij zijn werkgever zou zijn gebleven als het ontslag op staande voet door de kantonrechter vernietigd was. Ook oordeelt de kantonrechter dat werknemer met de schadevergoeding van € 16.402,63 voldoende is gecompenseerd.
Naast deze schadevergoeding veroordeelt de kantonrechter de werkgever ook in de kosten van de procedure. In totaal komen die kosten uit op meer dan duizend euro.
De les
Deze uitspraak laat zien dat een ontslag op staande voet tot hoge kosten kan leiden voor de werkgever. Het is een uiterste middel dat niet lichtvaardig mag worden ingezet. Gebeurt dit toch dan krijgt de werkgever via de rechter de rekening gepresenteerd. Laat u daarom goed adviseren als u overweegt een medewerker op staande voet te ontslaan.
Heeft u vragen over een ontslag op staande voet? Neem dan contact op door te bellen naar 0180 -472 675. Of stuur een e-mail naar info@groenenboomadvocaat.nl.
De uitspraak vindt u hier