Overeenkomst van opdracht of arbeidsovereenkomst (II)

zaterdag 24 september 2022

Auteur: mr. drs. Harry Groenenboom

Is sprake van een overeenkomst van opdracht? Of van een arbeidsovereenkomst? De Amsterdamse kantonrechter laat helder zien hoe hij dat beoordeelt.

De feiten

Het kerkgenootschap Portugees-Israëlische Gemeente sluit op 31 december 2018 een overeenkomst met een rabbijn met een looptijd van één jaar. Inhoud van die overeenkomst is dat een rabbijn werkzaamheden voor het kerkgenootschap zal verrichten. Boven die overeenkomst staat ‘Overeenkomst van opdracht’.

De rabbijn krijgt moeilijkheden met de gemeente waardoor die de overeenkomst van opdracht met de rabbijn beëindigt. De rabbijn is het daar niet mee eens. Hij wendt zich tot de kantonrechter met het verzoek om te verklaren voor recht dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst is gesloten in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek (BW). Reden voor dit verzoek is dat volgens de rabbijn voldaan wordt aan al de elementen van een arbeidsovereenkomst; de rabbijn verrichte arbeid, hij ontving daarvoor loon, en hij werkte onder het gezag van het kerkgenootschap. Het kerkgenootschap stelt daartegenover dat wel degelijk sprake was van een overeenkomst van opdracht. Betaling van de rabbijn vond uitsluitend plaats op basis van toegezonden facturen. De rabbijn overlegde eerst met zijn boekhouder en besloot toen heel bewust om een overeenkomst van opdracht aan te gaan. Verder is niet afgesproken dat de rabbijn alleen zelf de werkzaamheden mocht uitvoeren. Er was verder geen sprake van leiding of toezicht vanuit de Gemeente.

Oordeel kantonrechter

De kantonrechter knoopt aan bij het arrest van de Hoge Raad van 6 november 2020 (X/Gemeente Amsterdam). Daarin zegt de Hoge Raad dat sprake is van een arbeidsovereenkomst als iemand zich verbindt om tegen loon, gedurende een zekere tijd, arbeid te verrichten. Want dan wordt voldaan aan de vereisten van artikel 7:610 BW. Het is daarbij niet relevant of partijen de bedoeling hadden om een arbeidsovereenkomst aan te gaan in de zin van de wet. Doorslaggevend is wat er feitelijk gebeurt, niet wat op papier is afgesproken. De kantonrechter beantwoordt dus twee vragen. De eerste is welke rechten en verplichtingen partijen overeenkwamen. Daarbij kijkt de kantonrechter niet alleen naar wat op papier staat, maar ook naar de manier waarop aan de afspraken in de praktijk invulling werd gegeven. Daarna beantwoordt de kantonrechter de tweede vraag: is wel of niet sprake van een arbeidsovereenkomst?

Eerst dus de vraag welke rechten en plichten partijen overeenkwamen. Wat spraken de rabbijn en de Joodse Gemeente met elkaar af? Daarbij kijkt de kantonrechter niet naar enkele bepalingen in de overeenkomst, maar naar de hele rechtsverhouding. Daarbij geldt de arbeidsrechtelijke ‘wezen voor schijn’-doctrine. Dit betekent dat de rechter door papieren constructies heen prikt.

Vervolgens beoordeelt de kantonrechter de overeenkomst. Hij leest daarin onder mee de navolgende zaken:

-De rabbijn deelt zijn werkzaamheden zelfstandig in en verricht de werkzaamheden naar eigen inzicht en zonder toezicht of leiding van de Gemeente.

-De rabbijn mag tijdens de overeenkomst van opdracht andere werkzaamheden verrichten voor andere opdrachtgevers.

-De Gemeente is bij opzegging, ontbinding of beëindiging van de overeenkomst nooit een vergoeding verschuldigd.

Van belang is verder dat het kerkgenootschap eerst een arbeidsovereenkomst aanbood. De rabbijn weigerde dit en koos op advies van zijn boekhouder voor een overeenkomst van opdracht. Verder was de praktijk in overeenstemming met de afspraken op papier. De rabbijn stuurde bijvoorbeeld facturen die door de Gemeente werden betaald.

De kantonrechter weegt mee dat de rabbijn iemand met aanzien is binnen zijn gemeenschap en dat hij zich liet adviseren door zijn boekhouder. Hij bevond zich in een positie dat hij kon onderhandelen, en deed dit ook. Zijn situatie is daarom anders dan die van sommige platformmedewerkers, merkt de kantonrechter op.

Alles afwegend concludeert de kantonrechter dat van de tekst van de overeenkomst moet worden uitgegaan. Daarin staat dat sprake is van een overeenkomst van opdracht. Dat is wat partijen wilden afspreken met elkaar.

Dan gaat de kantonrechter in op de tweede vraag, of ook vanuit juridisch oogpunt sprake is van een overeenkomst van opdracht.

De kantonrechter overweegt dat de rabbijn inderdaad arbeid verricht voor de Gemeente. Die betaalde echter nooit loon, maar alleen de facturen die de rabbijn toestuurde. Ook was geen sprake van een gezagsverhouding. De rabbijn kon zelf bepalen hoe hij zijn werkzaamheden wilde uitvoeren.

De uitkomst is dat de rabbijn nul op het rekest krijgt: zijn verzoeken worden afgewezen. Wel mag hij € 996,00 aan kosten betalen.

Slot

Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog? Bel dan naar 0180 – 47 26 75. Of stuur een e-mail naar info@groenenboomadvocaat.nl. Wij helpen u graag!

De uitspraak vindt u hier

Deel dit bericht via