Auteur: mr. drs. Harry Groenenboom
Een werknemer krijgt bij ontslag door de werkgever een transitievergoeding. Geldt dit recht ook voor een predikant die losgemaakt is van zijn kerkelijke gemeente? Het hof Arnhem-Leeuwarden spreekt zich daarover op 1 november 2021 uit.
Relevante feiten
De predikant van de Protestantse Gemeente (PG) te Goutum is met ingang van 1 augustus 2020 losgemaakt van zijn kerkelijke gemeente. De predikant eist vervolgens een transitievergoeding van € 98.709,00 bruto. De advocaat van de PG Goutum antwoordt dat sprake is van een kerkrechtelijke rechtsverhouding. De regeling van de arbeidsovereenkomst in het Burgerlijk Wetboek (BW) is daarom niet van toepassing. De kerk hoeft daarom geen transitievergoeding te betalen aan de predikant.
De predikant is het daar niet mee eens. Hij begint een procedure bij de kantonrechter. Daar vangt hij bot. Vervolgens gaat hij in in hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Oordeel hof
Statuut
Het hof oordeelt dat de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) een statuut (rechtsregeling) heeft in de zin van artikel 2:2 BW. Dit statuut voorziet ook in kerkelijke rechtspraak. Onderdeel van dit statuut is de Kerkorde van de PKN en regelingen die daarop gebaseerd zijn.
Positie predikant
Verder overweegt het hof dat volgens de kerkorde de predikant een zelfstandige positie heeft ten opzichte van de kerkenraad van de kerkelijke gemeente waar hij zich aan verbindt. De predikant is nooit ondergeschikt aan de kerkenraad.
Stelling predikant
Ook overweegt het hof dat de losgemaakte predikant stelt dat de wettelijke bepaling over de transitievergoeding een zwaarwegend dwingendrechtelijke bepaling is waaraan de PG Goutum is gebonden.
Ontvankelijkheid
Voordat het hof de zaak verder inhoudelijk beoordeelt, gaat het hof eerst in op de bij incidenteel beroep verzochte niet-ontvankelijkheid. Had de predikant niet eerst de kerkelijke procedures moeten doorlopen? Naar het oordeel van het hof is dit niet het geval. Van belang is dat voor de transitievergoeding een vervaltermijn van drie maanden geldt. Binnen drie maanden moet de predikant dus een procedure beginnen bij de rechtbank. Anders is hij te laat. Verder zou de predikant na de kerkelijke rechtsgang alsnog bij de burgerlijke rechter zijn terechtgekomen. De predikant is daarom op grond van deze zwaarwegende omstandigheden ontvankelijk in zijn verzoek.
Arrest NGK Hattem-Gort
In navolging van de kantonrechter verwijst het hof naar de uitspraak van de Hoge Raad in de zaak NGK Hattem-Gort. Daarin oordeelt de Hoge Raad dat een kerkgenootschap op grond van artikel 2:2 lid 2 BW de rechtsverhouding van een predikant naar eigen inzicht kan vormgeven. Daarbij is afwijking van dwingend recht mogelijk. Dat is alleen anders als het recht waarvan men afwijkt een belang van zo fundamentele aard beschermt dat afwijking onaanvaardbaar is.
Geen ongerechtvaardigd onderscheid
De predikant betoogt dat de PKN ongerechtvaardigd onderscheid maakt. Want enerzijds kent de PKN Gemeentepredikanten die niet op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam kunnen zijn. Anderzijds kent de PKN predikanten in algemene dienst of met een bijzondere opdracht die wel op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam kunnen zijn.
Het hof gaat hier niet in mee. Dat de PKN de rechtsverhouding met de verschillende typen van predikantschap op deze manier regelt, vloeit voort uit de inrichtingsvrijheid die de PKN heeft. Daarbij wijst het hof op het feit dat de situatie van gemeentepredikant en van een predikant in algemene dienst niet gelijk is. Een gemeentepredikant is onder meer verbonden aan een plaatselijke kerk, terwijl een predikant in algemene dienst verbonden is aan de landelijke kerk.
Transitievergoeding geen fundamenteel recht
De predikant stelt verder dat de transitievergoeding een fundamenteel recht is. Het hof overweegt dat het recht op een transitievergoeding niet voortvloeit uit de Grondwet of een internationaal verdrag. De transitievergoeding is ook niet verschuldigd als iemand bijvoorbeeld vanuit een overeenkomst van opdracht arbeid verricht. Ook kan op grond van artikel 7:673b BW bij cao een uitzondering worden gemaakt voor de verplichting van de werkgever om een transitievergoeding te betalen. Dit betekent dat de wettelijke bepalingen over de transitievergoeding geen zwaarwegende dwingendrechtelijke bepalingen zijn. De PKN mag daar dus van afwijken. Het hof wijst er in dit verband op dat de kantonrechter ook overwoog dat de kerkelijke regeling voor ‘losgemaakte’ predikanten op een aantal punten veel beter is dan de wettelijke ontslagregeling voor werknemers.
Oordeel hof
Het hof oordeelt dat de uitspraak van de kantonrechter in stand blijft. Zoals overigens te verwachten viel, gelet op het feit dat de predikant niet op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam was.
De uitspraak vindt u hier