Auteur: mr. drs. Harry Groenenboom
Vanaf 1 april 2020 kunnen werkgevers transitievergoeding terugvragen. Het gaat dan om transitievergoeding die zij betaalden aan werknemers die ziek uit dienst gingen.
De wet
Dit vloeit voort uit de ‘Wet van 11 juli 2018, houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid’. Die voorziet in invoering van verschillende nieuwe wetsartikelen, waaronder artikel 7:673e van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond daarvan kan een werkgever het UWV verzoeken om een ‘vergoeding’ van uitbetaalde transitievergoeding. Op grond van artikel 7:673e lid 2 BW is die vergoeding niet hoger dan de transitievergoeding die de werknemer na twee jaar ziekte kon krijgen. Dit betekent dat een werkgever niet altijd de gehele transitievergoeding kan terugkrijgen.
Slapend dienstverband
Dit is met name van belang bij een zogenaamd ‘slapend dienstverband’. Stel bijvoorbeeld dat een werknemer op 1 maart 2016 twee jaar ziek was. Vanaf dat moment kon de werkgever hem ontslaan. Maar de werkgever kiest er voor om de werknemer pas per 1 mei 2020 te ontslaan. De werkgever kan in die situatie het deel van de transitievergoeding die werknemer tot 1 maart 2016 opbouwde terugkrijgen. Maar niet het deel van de transitievergoeding dat werknemer over de periode na 1 maart 2016 opbouwde. Dat moet hij dus uit eigen zak betalen.
Regeling compensatie transitievergoeding
Wat een werkgever moet doen om uitbetaalde transitievergoeding terug te krijgen, is uitgewerkt in de ‘Regeling compensatie transitievergoeding’.
Strikte voorwaarden
Artikel 2 van de regeling bepaalt dat het UWV een aanvraag om vergoeding van transitievergoeding afwijst als die wordt ingediend terwijl werkgever de transitievergoeding aan werknemer nog niet volledig betaalde. En ook wanneer de volledige transitievergoeding langer dan zes maanden geleden aan de werknemer is betaald. Het is daarom essentieel dat een verzoek van werkgever aan beide voorwaarden voldoet. Anders krijgt de werkgever nul op het rekest.
Het vereiste dat de transitievergoeding volledig moet zijn betaald om voor compensatie in aanmerking te komen, betekent dat de werkgever verplicht is om die voor te financieren.
Terugwerkende kracht
De regeling heeft terugwerkende kracht voor gevallen van voor 1 april 2020. Het gaat dan om de situaties sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) op 1 juli 2015 tot de invoering van de regeling op 1 april 2020. Artikel 3 lid 1 van de regeling bepaalt dat de termijn van zes maanden niet geldt voor een aanvraag die voor 1 oktober 2020 is ingediend en waarbij de volledige transitievergoeding voor 1 april 2020 is verstrekt. Wanneer een werkgever dus voor 1 april 2020 een transitievergoeding betaalde aan een zieke werknemer, is het tot uiterlijk 1 oktober 2020 mogelijk om een verzoek tot compensatie in te dienen. Deze regeling dekt alle gevallen sinds de invoering van de transitievergoeding op 1 juli 2015. Wanneer u als werkgever met een ‘oud geval’ te maken hebt, doet u er dus verstandig aan om voor 1 oktober 2020 een verzoek tot compensatie in te dienen bij het UWV.
Aanvraag compensatievergoeding
De toelichting op de regeling vermeldt hoe een en ander in de praktijk moet werken.
Het UWV stelt een formulier ter beschikking waaruit blijkt welke informatie het UWV nodig heeft voor het beoordelen van een aanvraag. Die aanvraag, aan de hand van het formulier, verloopt zoveel mogelijk langs elektronische weg.
Een aanvraag moet in elk geval informatie bevatten die het UWV in staat stelt om vast te stellen dat:
- sprake was van een arbeidsovereenkomst;
- de duur van de arbeidsovereenkomst;
- dat de werknemer ziek uit dienst is gegaan;
- dat transitievergoeding is betaald;
- hoe de transitievergoeding werd berekend;
- hoe hoog de kosten van loonbetaling tijdens ziekte waren.
De werkgever moet het UWV daarom de volgende informatie geven:
- de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer;
- stukken waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid; dit hoeft echter niet als de
arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigde, bijvoorbeeld omdat een tijdelijke arbeidsovereenkomst niet werd verlengd;
- ook een beëindigingsovereenkomst kan dienen als bewijs dat de arbeidsovereenkomst wegens ziekte eindigde, mits een en ander
duidelijk in de die beëindigingsovereenkomst is vermeld;
- het door de werkgever aan werknemer tijdens ziekte betaalde loon aan de hand van loonstroken;
- de gegevens waarop de berekening van de transitievergoeding is gebaseerd;
- bewijs van betaling van de transitievergoeding;
- wanneer werkgever in termijnen betaalde, moet deze aantonen dat de hele transitievergoeding werd betaald.
Gegevens die het UWV al heeft
In het algemeen verstrekt het UWV een zieke werknemer een uitkering op grond van de ‘Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen’ (Wet WIA) of de Ziektewet. Uit die gegevens blijkt dat de werknemer ziek was bij het einde van de arbeidsovereenkomst. Als het UWV deze informatie niet heeft, moet de werknemer een verklaring afleggen dat de werknemer ziek was toen hij uit dienst ging. Daarbij moet de datum van de eerste ziektedag worden vermeld, en de naam van de bedrijfsarts die de ziekte vaststelde.
Beslistermijn
Voor gevallen die ontstaan na 1 april 2020 moet het UWV binnen acht weken een beslissing nemen. Dit vloeit voort uit artikel 4:13 lid 2 Awb. Voor gevallen van voor 1 april 2020 geldt een beslistermijn van zes maanden. De reden hiervoor is dat men verwacht dat heel veel aanvragen voor oude gevallen zullen worden ingediend, waardoor het niet mogelijk zal zijn om die binnen acht weken af te handelen.