Opzegging tijdelijke arbeidsovereenkomst kost werknemer € 22.680,00

donderdag 3 oktober 2024

Een werknemer zegt zijn tijdelijke arbeidsovereenkomst op terwijl die nog niet is afgelopen. Dat kost hem € 22.680,00. Dit blijkt uit een recente uitspraak van de kantonrechter te Rotterdam.

Relevante feiten

De werknemer is van 15 april 2022 tot 28 februari 2024 in dienst van ICTS als Finance Manager. Er is sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die eindigt op 30 juni 2024. Deze arbeidsovereenkomst kan niet tussentijds worden opgezegd. Dat doet de werknemer echter wel. Op 31 januari 2024 zegt de werknemer de arbeidsovereenkomst eerst telefonisch op. Vervolgens bevestigt hij zijn opzegging per e-mail.

De werkgever wendt zich tot de kantonrechter en vordert een vergoeding vanwege onregelmatige opzegging. Op grond van artikel 7:677 lid 4 BW is de hoogte van de gevorderde schadevergoeding gelijk aan het loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst voortgeduurd zou hebben wanneer deze van rechtswege zou zijn geëindigd. De rechter kan de vergoeding matigen, maar tot niet minder dan drie maandsalarissen. Op deze manier zet de wet een sanctie op het gedrag van werknemers die van een tijdelijke arbeidsovereenkomst af willen komen onder het mom dat sprake is van een dringende reden (werknemer neemt ontslag op staande voet) terwijl dat in werkelijkheid niet zo is.

Oordeel kantonrechter

Bij de kantonrechter zegt de werknemer dat na zijn opzegging voor hem een vervanger is geregeld, en dat hij er daarom van mocht uitgaan dat de werkgever akkoord was met de opzegging. Daar gaat de kantonrechter niet in mee. De werkgever had eerder namelijk aangegeven de zaak zo snel mogelijk met de werknemer te gaan bespreken. Aanvaarden dat de werknemer de arbeidsovereenkomst opzegt en daarnaar handelen is iets anders dan instemmen met die opzegging, oordeelt de kantonrechter.

De werknemer moet dus een vergoeding aan de werkgever betalen. De werknemer verweert zich met de stelling dat het toekennen van een vergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Hij heeft bij de werkgever een zeer hoge werkdruk ervaren. En ICTS heeft geen schade geleden door zijn opzegging. De kantonrechter oordeelt dat het laatste volgens vaste rechtspraak geen gewicht in de schaal legt. En de door de werknemer ervaren werkdruk legt onvoldoende gewicht in de schaal.

De werknemer vraagt verder om de vergoeding te matigen. In dat verzoek gaat de kantonrechter wel mee. Daarbij speelt mee dat het dienstverband relatief kort heeft geduurd, minder dan twee jaar, waardoor een bedrag van vier maanden loon dat hij zou moeten betalen hem onevenredig zwaar treft. De kantonrechter matigt de vergoeding tot het wettelijke minimum van drie maanden. Dit betekent dat de werknemer aan de werkgever het bedrag van € 22.680,00 moet betalen. Alsnog een flink bedrag.

Slot

Heeft u vragen naar aanleiding van deze blog? Neem dan telefonisch contact op door te bellen naar 0180 47 26 75. Of stuur een e-mail naar info@groenenboomadvocaat.nl. Wij helpen u graag!

De uitspraak vindt u hier

Deel dit bericht via